Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE9075

Datum uitspraak2008-08-15
Datum gepubliceerd2008-08-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/1364 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om vergoeding kosten rechtsbijstand. Niet aangetoond dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.


Uitspraak

06/1364 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 23 januari 2006, 05/1687 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 15 augustus 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. F. Bakker, werkzaam bij Rechtshulp Noord te Groningen, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2008. Appellant noch zijn gemachtigde is, zoals aangekondigd verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door J.T.W. Wielinga. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij besluit op bezwaar van 21 maart 2005 is aan appellant alsnog ingaande 1 november 2000 een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheids-verzekering (WAO) toegekend. 1.2. Hieraan voorafgaand is bij brief van 17 maart 2005 namens appellant verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, gemaakt in de procedure die uiteindelijk geleid heeft tot de toekenning van de WAO-uitkering. 1.3. Bij besluit van 2 juni 2005 heeft het Uwv geweigerd de gevraagde kosten, betreffende de tijdens de bezwaarfase aan appellant verleende juridische bijstand, te vergoeden. Dit besluit is bij besluit op bezwaar van 15 september 2005 gehandhaafd. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank - kortgezegd - overwogen dat de kosten waarvoor vergoeding wordt verzocht door appellant niet aantoonbaar zijn gemaakt. 3. In hoger beroep is namens appellant aangevoerd dat hij wel degelijk schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig besluit van het Uwv. Ook op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dienen de kosten van rechtsbijstand betaald te worden. 4.1. De Raad overweegt dat de kosten waarvan vergoeding wordt gevraagd, kosten van in bezwaar verleende rechtsbijstand betreffen, verleend in de periode voorafgaand aan de invoering van de Wet kosten bestuurlijke voorprocedure (Wet van 24 januari 2002, Stb. 55). 4.2. De Raad heeft reeds eerder, bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 12 december 1997 (LJN: ZB7385) geoordeeld dat, in het kader van de toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voorwaarde voor vergoeding van kosten in verband met het beroep en hoger beroep is, dat voor de dienstverlening door de gemachtigde ook daadwerkelijk kosten verschuldigd zijn. Uit artikel 6:96 BW vloeit niet voort dat de verschuldigdheid van de kosten geen voorwaarde zou zijn. 4.3. De overgelegde nota van 26 juli 2005 is gericht aan het Uwv, afdeling Bezwaar en Beroep (kantoor Leeuwarden). Op de hoorzitting van 6 september 2005 is door de gemachtigde van appellant verklaard dat nooit een rekening aan appellant is verstuurd. 4.4. De Raad is, met de rechtbank, van oordeel dat in lijn met evenvermelde jurisprudentie, nu niet aantoonbaar sprake is van door appellant ter zake van bedoelde rechtsbijstand verschuldigde kosten, geen sprake kan zijn van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Het verzoek om vergoeding van die kosten is door het Uwv mitsdien terecht afgewezen. 4.5. De aangevallen uitspraak moet om bovengenoemde reden worden bevestigd. 5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en J.P.M. Zeijen en R. Kruisdijk als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2008. (get.) J.W. Schuttel. (get.) M. Lochs. RB